Tekst André Twigt en kapitein Henny de Boer
Foto sergeant Gregory Fréni
Bron: Materieelgezien Mindef
Een systeem van punten en strepen
Ditmaal kijken we naar de seinsleutel, een ogenschijnlijk simpel toestel dat als onderdeel van de telegrafie het begin van de Verbindingsdienst markeerde.

De seinsleutel werd rond 1835 uitgevonden door Samuel Morse, in combinatie met de morsecode. De in de staat Massachusetts geboren Amerkaan bedacht een systeem waarmee je met behulp van elektrische signalen berichten over een telegraaflijn kon overbrengen. De seinsleutel of morsesleutel werd gebruikt om de stroomstoten die de code vormden, in en uit te schakelen. Op die manier was het mogelijk om letters en cijfers in de vorm van lange en korte signalen (ook wel punten en strepen genoemd, red.) snel en efficiënt over lange afstanden te versturen. Aan de ontvangstkant kon je met een telegraaf de signalen op papier afdrukken of omzetten in geluid. Dit systeem ontketende een revolutie in de wereldwijde communicatie.

Paardrijden en trommelen
De telegrafie, waarvan de seinsleutel deel uitmaakt, miste zijn uitwerking op het militaire berichtenverkeer niet. “Voor die tijd hing het van de eenheid en de persoon af hoe boodschappen werden doorgegeven”, begint luitenant-kolonel b.d. Otto Ghuijs. “Kon je paardrijden, dan werd je ordonnans. Wie kon trommelen, werd tamboer en wie trompet speelde, werd hoornblazer.” Deze en andere vroege vormen van militaire communicatie zijn te zien in de Historische Collectie Verbindingsdienst op de Bernhardkazerne in Amersfoort. Als oud-verbindelaar is overste b.d. Ghuijs verbonden aan de collectie.


Burgerverkeer
Het duurde niet lang voordat midden 19e eeuw bij de landmacht de functie van telegrafist werd geïntroduceerd. Aan deze bedienaar van de seinsleutel de nobele taak om het morse alfabet onder de knie te krijgen. Hiervoor was een langdurige, specialistische opleiding nodig. Vanwege de rappe toename aan verbindingspersoneel werd in 1874 een afdeling telegrafisten opgericht. Dat gebeurde bij het Wapen der Genie, waar de telegrafisten toentertijd waren ingedeeld. Zij werden over de tientallen forten die Nederland rijk was, verspreid. De telegraaflijnen waarmee deze versterkingen waren verbonden, maakten deel uit van het door heel Nederland uitgerolde Nationale Rijkstelegrafienet. Ghuijs: “Het militaire telegraafnet maakte daarvan waar mogelijk gebruik, evenals van het telegraafnet van de Nederlandse Spoorwegen. Het verzenden van een telegram werd al snel de gewoonste zaak van de wereld.”
Morse bij het Korps Commandotroepen
Bij het Korps Commandotroepen maakte telegrafie tijdens de Koude Oorlog decennialang deel uit van het optreden te velde. De groene baretten hadden tijdens hun verkenningswerk tot wel 600 kilometer achter de vijandelijke linies behoefte aan bedrijfszekere lange afstandsverbindingen. Met telegrafie waren die prima te realiseren. Veel commando’s zijn dan ook tot telegrafist opgeleid. Omdat deze functionarissen met deze vaardigheid zeldzaam waren, werd tijdens de keuring voor de dienstplicht al gekeken of kandidaten aanleg hadden voor het bedienen van de seinsleutel. Deze vaardigheid kwam te vervallen met de invoering van het Digitaal Berichten Apparaat gekoppeld aan de LangeAfstandsPatrouilleRadio.

Radioamateurs
Als commandant Radio Luchtsteun Peloton en later plaatsvervangend commandant bij 107 Radiocompagnie had Ghuijs in zijn carrière veel met telegrafisten te maken. Hij omschrijft ze als vaklui met gevoel voor ritme, die langdurig geconcentreerd konden blijven. “Alle punten en strepen moesten voor iedere letter van het alfabet de afgesproken lengte hebben. Dat was heel kritisch.”
De bewerkelijkheid en de traagheid van telegrafie waren er de oorzaak van dat morse uiteindelijk bij de landmacht werd uitgefaseerd. Dat gebeurde begin jaren negentig. Voor die tijd maakte telegrafie nog levendig deel uit van met name de internationale radioverbindingen, die door het Legerkorps Rayonverbindingsstelsel op de Noord-Duitse Laagvlakte in stand werden gehouden. “Hiermee hield de verbindingsdienst contact met de eenheden van de Northern Army Group van de NAVO.” De opkomst van spraakverbindingen binnen de landmacht betekende volgens Ghuijs niet dat de behoefte aan telegrafie afnam. Zeker op de langere afstand kwam morse helderder door. Met name op frequenties in het HF-gebied (3-30 MHz, red.).

Radiostilte
Wereldwijd is de seinsleutel en morse volgens Ghuijs nog niet helemaal verdwenen. Sowieso vindt deze manier van communiceren nog wereldwijd aftrek onder zendamateurs. Ook bij marines wordt morse, bijvoorbeeld tijdens radiostilte, met behulp van de seinlamp nog gebruikt. In de nadagen maakte de computer het gebruik van morse een stuk makkelijker. Door een bericht met een programma in morse om te zetten en te verzenden, werden de telegrafist en zijn seinsleutel voorgoed overbodig. Waarmee er definitief een einde kwam aan anderhalve eeuw punten en strepen zetten binnen de landmacht.
J. de B. (76), voormalig radiotelegrafist
“Ik heb in 1971 morsecode geleerd toen ik dienstplichtig was. Ik ben eigenlijk per toeval radiotelegrafist geworden. Ik had tijdens de keuring in Heerenveen aangegeven dat ik graag vrachtwagenchauffeur wilde worden om mijn rijbewijs te kunnen halen, maar mijn ogen waren te slecht.
Toen ben ik ingedeeld bij de Verbindingsdienst op de Elias Beeckmankazerne in Ede. Ik heb een opleiding gehad van 4 maanden tot radiotelegrafist. De leslokalen bevonden zich op de kazerne erachter, de Simon Stevinkazerne. Daar leerden we morse-tekens versturen en ontvangen. Eerst het alfabet, toen de leestekens en de getallen. Aan het einde moest je een examen afleggen.
De opleiding van de morsetaal was heel gestructureerd. Je begon op een laag tempo, letter voor letter, en later kon je hele zinnen seinen en lezen. Het was best uitdagend; je moest goed je best doen om het te kunnen volgen.
Bij het zenden moest je het knopje van de seinsleutel vastpakken en indrukken, zodat het contact maakte. Je moest zorgvuldig te werk gaan en één tempo aanhouden. Het was een accuraat werkje, want als je een slechte seiner was, en te lange of te korte signalen verzond, dan werden het hele andere woorden.
Na mijn opleiding werd ik in Havelte geplaatst. Op oefening ging de radio mee in de jeep, onder meer naar Sennelager in Duitsland en het Franse Mourmelon. Ik heb mijn kennis niet vaak hoeven inzetten; er werd niet vaak een beroep op gedaan. Dat was eigenlijk jammer. Je deed vervangende werkzaamheden zoals wachtlopen, er was altijd wel iets te doen. En de apparatuur was trouwens ook zo nu en dan kapot.
In ’72 ging ik de dienst uit en in ‘73 moest ik nog op herhaling komen naar Ede voor een periode van 6 weken. Maar dat was van korte duur. Opstandige diensplichtigen hadden het gebouw onder water gezet met een brandslang en toen werden we naar huis gestuurd.
Ik heb het morse-alfabet nog jaren gekend, maar inmiddels ben ik het allang verleerd. Sommige letters herken ik wel als ik ze weer zie. Oh ja, zo was de letter S bijvoorbeeld 3 puntjes, en S.O.S. was …—… .
Een paar jaar geleden ben ik met mijn echtgenote in Ede geweest om de voormalige Elias Beeckmankazerne te bezoeken. In 2011 is het terrein overgedragen aan de gemeente en omgevormd tot woongebied, met behoud van historische elementen.”
